Er was eens een meisje, dat liep op het strand. het was een heel mooi strand met droog rul zand. De zon scheen, het was zomer. De zee was groenblauw en stuurde steeds opnieuw een golf het strand op. Ze liep het liefst daar waar de golven haar enkels omspoelden. Haar benen waren bruin en droog van al die dagen die ze al aan het strand had doorgebracht.
Plotseling zag ze in de verte de schildpadden alweer liggen. het leek of ze op haar lagen te wachten. Op een wonderlijke manier werd ze door de beesten aangetrokken. Toen ze ze in het zicht kreeg begon ze te rennen en hijgend plofte ze naast de schildpadden in het zand. Het zand waaierde over ze uit door de vaart waarmee ze neerviel.
Als er al één van hen zijn poten of kop buiten het schild had gehad dan was dat nu niet meer zo want schildpadden verschansen zich bij dreiging van gevaar. Ze trekken poten en kop terug in het schild. Waarschijnlijk lagen ze nu wat grommend te mopperen in hun schild over al dat binnenwaaiende zand. Maar het meisje had niks in de gaten. Was blij dat de schildpadden er nog waren. Was er zeker van dat de beesten ook blij waren dat zij er weer was. Ze ging op haar zij liggen met haar hoofd in het zand om bij één van de schilden naar binnen te loeren. Het zand vermengd met het overgebleven zout uit de zee zat nu in haar haar en haar oren. Maar ze merkte het niet. Ze praatte heel zachtjes tegen het beestje wat daar binnenin moest zitten. Ze vertelde op fluistertoon dat het zo mooi was op het strand. En vroeg of hij even tevoorschijn wilde komen. Beloofde dat er echt niks zou gebeuren. Het was veilig op het strand en in geval van gevaar zou zij hem beschermen. Dat beloofde ze. Het duurde lang zoals ze daar lag te praten op zachte geruststellende toon. Vriendelijk, vol liefde. Heel even dacht ze dat ze iets hoorde en stopte ze met praten. Maar er gebeurde niks.
Verdrietig keek ze naar de andere schilden, geen pootjes, geen kopje, niks. Zo zagen ze toch niks dacht ze. En het is hier zo mooi. De zon schijnt over de golven, het schittert tot aan het eind van de horizon. Er lagen allemaal schelpen en schelpje die je kon verzamelen. Het strand grensde aan de ene kant aan de duinen maar aan de andere kant aan een naaldbomenbos. En het strand was zo wit en zo warm. Ze was helemaal gelukkig, de schildpadden zouden ongetwijfeld uit hun schilden komen. Dat kon niet anders.
Ze vloog weg naar het water, had zin om te zwemmen. Ja, ze trok haar jurk uit en rende het water in. Even benam de onverwachte kou haar de adem maar dat was maar kort. Ze was snel gewend en plonsde kopje onder. Probeerde steeds weer opnieuw onder de volgende golf te duiken. Ze was gelukkig. Ze zwom in de zekerheid dat de schildpadden straks uit hun schilden zouden kruipen en met haar mee zouden gaan. Vol verwachting. Het water spoelde het zand weer uit haar haren en haar oren. Ze trok nu alles uit. Er kwam hier nooit iemand en naakt zwemmen was heerlijk. Haar hele huid die aangeraakt werd door dat zachte water. Steeds bewegend. Ze ging een heel stuk op haar snelst zwemmen totdat ze zich proestend omdraaide op haar rug. Even uithijgen en haar ademhaling terugbrengen naar een normaal ritme. Zo, even kijken hoet het met haar schildpadden was. Op tenen liep ze ernaartoe, wel wetend dat ze misschien door haar rennen weer weg zouden zijn. En? Zag ze een pootje? Een kopje? ....Nee. Nog steeds niks. Ze pakte es eentje op, rammelde er een beetje mee. Gebeurde er nu iets? Iets harder rammelen.. het voelde gek, dat lijfje wat binnenintegen dat schild bonkte. Ah, er schoot haar iets anders te binnen. Weg rende ze weer. het zand dwarrelde weer in het rond door haar plotselinge vaart. Hoorde ze nog een zacht grommend protest?
Ze gin in het bos een stokje zoeken. Het zonlicht, brandend op het bladerdak, kwam maar mondjesmaat tussen de bomen terecht. Oooo, wat rook het hier lekker. Het geluid van de zee werd in het bos ook veel zachter, een beetje mysterieus. Ze dwaalde een heel eind voordat ze het goede formaat stokje had gevonden. Een stokje met een goed vorm. Ze had een beetje een haakje nodig. En ja, gevonden! Huppelend ging ze weer terug naar haar goede vrienden. Nu zou het echt gaan lukken. Hadden ze haar gemist? Ze was ervan overtuigd. En natuurlijk waren ze blij dat ze weer teruggekomen was. Ze plofte neer bij diezelfde waar ze net mee gerammeld had. Ging nu voor de achterkant liggen, op haar zij. Weer met haar oor en haar in het zand. Het bleef nu nog veel erger plakken omdat ze nog vochtig was van het zwemmen. Ze pakte het stokje en stak dat in het gat waar een pootje uit hoorde te komen. Heel diep kon het stokje er niet in
Ze duwde es even, waar ze tegenaan duwde gaf een klein beetje mee. Veerde een beetje. Ze haalde het er weer even uit om te kijken waar het haakje ook weer zat. En hup, het stokje er weer in. Ze probeerde nu het haakje ergens achter te krijgen. Dan trok ze gewoon een pootje naar buiten. Zo kon de schildpad ontdekken dat als die poot buiten het schild zat dat er heus niks gebeurde. Ze peuterde en prutste maar kon niet echt houvast krijgen. Gevoelens van ongeduld begonnen in haar buik te borrelen. Ze gooide een beetje bozig een hand vol zand op het schild. Met opzet ook een beetje zand in het schild. Dat leek haar lastig voor het beest. Eigen schuld! Ze was hier nu toch!? Waarom wilde hij niet even naar buiten komen?
Ze werd nu toch wel een beetje onrustig. Wisten de schildpadden eigenlijk wel dat ze hier was? Misten ze haar als ze naar huis moest? En waren ze blij als ze haar aan zagen komen? In een soort van laatste wanhoopspoging besloot ze de schildpad die ze het liefst tevoorschijn zag komen, op te pakken. De liefde stroomde weer door haar heen. Heel voorzichtig hield ze het beestje vast. Ze had een list bedacht. Ze liep een heel eind de zee in met het beest. Ze moest opnieuw even wennen aan de kou maar was vastberaden. Toen ze tot haar middel in het water stond, hield ze de schildpad onder water. Ze wist het zeker. Nu zou hij eruit komen. Ze wiegde het schild zachtjes heen en weer. Zo zou het beestje dezelfde streling van het water voelen die zij vanmiddag aan haar huid had gevoeld. Er was zoveel goeds en zoveel moois buiten het schild te ontdekken. Dat zou het beest nu toch wel bewegen om tevoorschijn te komen. En ze bleef wiegen en kijken. En kijken en wiegen. Een diep verdriet kwam omhoog. Al haar liefde en al haar geduld, zelfs haar woede konden de dieren niet vermurwen.Woedend gooide ze het schild zover ze kon de zee in. En plofte in het water waar het strand en de golven elkaar ontmoetten. Een schildpad wilde niks zien. Daar was ze nu zeker van. Die wilde alleen maar op het strand liggen en lekker warm worden in de zon. Na lang gehuild te hebben begreep ze dat het de schildpadden niet zoveel uitmaakte of ze nu langskwam of niet. Ze hadden het goed. En wilden niet tevoorschijn komen om bij haar te zijn. Bibberend stond ze op. Ze was koud en liet zich nu languit in het warme zand vallen. De zon en het zand maakten haar weer door en door warm.
Nog één keer kwam ze overeind om bij de overgebleven schildpadden te gaan zitten. Diep dacht ze erover na hoe het toch kon dat de verlangens van de beesten zozeer verschilden van die van haar. Totdat ze plotseling in de verte een vogel zag die capriolen in de branding maakte. Nieuwsgierig vloog ze overeind en rende er naar toe.
donderdag 12 april 2018
Abonneren op:
Posts (Atom)