zondag 21 januari 2018

Bidden

Trynke Minzinga Zijlstra Veenstra
Mijn vader woont zelfstandig en is afhankelijk van buurtzorg om uit, half acht 's ochtends, en in bed, half vijf 's middags, te komen. Daar tussenin redt 'ie zich heel aardig. Ik bewonder hem om zijn acceptatie van het leven zoals zich dat aan hem voordoet. Ik ga twee keer in de week naar hem toe en ben meestal in meer of mindere mate geïnspireerd door hem en door onze gesprekken.

Afgelopen week was ik met de fiets gevallen door de gladheid, onderweg naar hem. Na mijn val belde ik mijn lief omdat ik, los van breuken en meer van lichamelijke ongein, in mijn eentje eigenlijk niet weet hoe het met me is, na zo'n gebeurtenis. Gelukkig was die bereikbaar en al pratend bleek het wel wat mee te vallen met de impact. De rest van mijn tocht maar even lopend voortgezet kwam ik vijf minuten later bij hem. Ik had me voorgenomen niks te zeggen over mijn val omdat hij zich anders misschien zorgen gaat maken maar het eerste wat ik zeg na binnenkomst is dat ik ben gevallen. En terwijl ik normaal alles doe omdat hij minimaal mobiel is, ging hij meteen staan, veegde met een doekje op mijn jas om, legde die weg en gebood, tot twee keer toe, mij te gaan zitten. En ik realiseerde me dat dat een mens waarschijnlijk ook weer zin geeft om voor een ander te zorgen dus liet ik het me ook aanleunen.

Bij de koffie vertelde hij dat hij een boekje van Bonhoeffer naast zijn bed heeft liggen. En dat hij daar een klein stukje in had gelezen waarin stond dat je een mens in de ogen moest kijken. En dat had hij meteen gedaan bij zijn minst populaire 'buurtzorgster'. Dat vind ik mooi. Steeds zoeken naar mogelijkheden om op het menselijke level in verbinding te blijven. Dat hij dat dus kan, wil en doet. Binnen die kleine reikwijdte waarin zijn leven zich afspeelt.

En zo kwamen we via Bonhoeffer op de oorlogstijd en mijn vaders vader, mijn pake. Deze is 1948 verdronken onderweg naar een vergadering over emigreren naar Canada. En ik was verdrietig want ik had graag willen weten of ik met hem op kon schieten en ik had hem graag ontmoet en hem van alles willen vragen. Waarop mijn vader zei dat ik misschien kon bidden. En toen was ik weer verdrietig want dat voelde een beetje alsof hij alvast een voorschotje nam op het moment dat hij er zelf niet meer zou zijn. Dat ik middels het bidden dan toch verbinding kon leggen met hem, mijn moeder, mijn zus en mijn grootouders, en nog meer familieleden die ik graag had ontmoet. Bidden, ik doe het nooit, ben gereformeerd opgevoed maar niet gebleven. Mijn ouders waren christelijk maar niet van de kerk. En wel deels gelovig op een eigenzinnige manier.

Wierd Minzinga Zijlstra
Maar zijn voorstel om te gaan bidden past in een proces, mijn proces omtrent zingeving en overgave. Een vriendin die van het Boeddhisme terugkeert naar het christendom wat voor haar voelt als thuiskomen. Mijn zus die in haar stervensproces vocht met het geloof en het Godsbegrip. Mijn ontdooien uit een versteende rouwperiode en zoeken naar betekenis. En mijn kinderlijke beeld van mijn geliefde mensen boven in de hemel, samen op een bankje, kijkend hoe het met ons gaat. Mijn lief had een gedicht van Huub Oosterhuis gezien en was daarvan onder de indruk. En hier herken ik mij in. Prachtig.

Ben van religie niet.
Heb wel de stem gehoord
van het bevrijdingsvisioen
dat gloedrood in de Joodse Bijbel staat geschreven:

'Gelijke rechten op geluk
de zachte krachten van de solidariteit
genade brood voor ieder mens

uittocht uit alle wrede slimme
martelende slavernijsystemen
ooit en steeds opnieuw bedacht.'

De stem die dit
tot mijn geweten spreekt
is god voor mij.

En als ik zing uitzinnig ingetogen
in eigen zieletaal, of Bach aanhoor:
't gaat over dit, die god alleen

en verder godsdienst geen.

Huub Oosterhuis Trouw 22 december 2017



Geen opmerkingen: